Er is wellicht geen geestelijk feit, dat meer algemeen wordt aanvaard dan de altijd-tegenwoordigheid van God. De erkenning van een Opperwezen houdt reeds Zijn alomtegenwoordigheid in. Ja, God is overal en dit betekent, dat Hij om ons heen is, dat Hij zeer dichtbij ons is, dat Hij zelfs alle ruimte vult. En toch wanneer alle aardse geneesmiddelen geen genezing hebben gebracht, wanneer er geen stoffelijke middelen meer zijn ter bescherming of verlossing, wanneer menselijke hoop en het geluk verdwenen zijn en de mensen eindelijk in volslagen hulpeloosheid zich tot God hebben gewend om hulp, hebben zij -ondanks deze nabijheid- eigenlijk niet goed geweten, hoe zij zich bewust kon worden van Zijn nabijheid en van de beschikbaarheid van Zijn macht tot verlossen. Misschien hebben zij in gedachte als Job geroepen (23:3): “Och of ik wist dat ik Hem vinden zoude!”
In onze verwantschap met het goddelijke is het duidelijk, dat, al is God, de goddelijke Liefde, heel nabij het moeilijk is, zich in tijden van nood van die nabijheid bewust te zijn, doordat Gods gedachten en onze gedachten over het algemeen zo ver uiteen liggen. Het is echter onmogelijk dat God - het oneindig, volmaakt Gemoed - Zijn volmaakte gedachten omlaag zou halen tot het peil van het menselijk dwalend denken. Het is nodig dat wij onze gedachte opheffen tot Zijn gedachten. Zijn gedachten zijn goede gedachten. Hij is de bron van al het goede, het goddelijk Beginsel waar alle goedheid uit voortkomt.
In Unity of Good (blz. 3,4) zegt Mrs. Eddy: “Deze zelfde God nu is onze helper. Hij heeft mededogen met ons. Hij schenkt ons genade en leidt elke gebeurtenis van onze levensloop. Hij is nabij degenen, die Hem aanbidden. Hem te verstaan zonder een enkele smet van ons sterfelijk, eindig besef van zonde, ziekte en dood, wil zeggen dat wij nader tot Hem komen en Hem gaan gelijken.”
In onze verwantschap met het goddelijke is het duidelijk, dat, al is God, de goddelijke Liefde, heel nabij het moeilijk is, zich in tijden van nood van die nabijheid bewust te zijn, doordat Gods gedachten en onze gedachten over het algemeen zo ver uiteen liggen. Het is echter onmogelijk dat God - het oneindig, volmaakt Gemoed - Zijn volmaakte gedachten omlaag zou halen tot het peil van het menselijk dwalend denken. Het is nodig dat wij onze gedachte opheffen tot Zijn gedachten. Zijn gedachten zijn goede gedachten. Hij is de bron van al het goede, het goddelijk Beginsel waar alle goedheid uit voortkomt.
In Unity of Good (blz. 3,4) zegt Mrs. Eddy: “Deze zelfde God nu is onze helper. Hij heeft mededogen met ons. Hij schenkt ons genade en leidt elke gebeurtenis van onze levensloop. Hij is nabij degenen, die Hem aanbidden. Hem te verstaan zonder een enkele smet van ons sterfelijk, eindig besef van zonde, ziekte en dood, wil zeggen dat wij nader tot Hem komen en Hem gaan gelijken.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten