dinsdag 16 november 2010

Verwantschap

Toen Isaäk, het kind der belofte, was geboren was er grote vreugde in de tenten van Sara en Abraham. Maar Hagar, de dienstmaagd, en haar zoon Ismaël, werden uit het huis van Abraham verdreven naar de woestijn. Menselijkerwijs gesproken schijnt dit een harteloze daad. Geestelijk gezien ontvouwt het verhaal de goedertierenheid van God. Wij lezen dat Hij de stem van Hagar en van haar zoon hoorde, toen zij in de woestijn zwierven en dachten dat zij zouden omkomen en dat Hij haar ogen opende, "dat zij een waterput zag," die daar al die tijd geweest was en die voor haar van de oneindige voorziening van Liefde sprak. Ongetwijfeld was, als gevolg van deze ervaring, Hagar ootmoediger en meer vertrouwend geworden. Toen zij en haar zoon uitgestegen waren boven hetgeen hard en moeilijk leek, bracht dit hun grote zegen.

De knellende banden van het verkeerde begrip van menselijke verwantschap heeft ook Jezus gevoeld. Nooit liet hij toe, dat zij een hinderpaal of belemmering voor hem waren. Zijn gezegden klonken anderen wellicht hard in de oren: "Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? . . .  Want zo wie de wil mijns Vaders doet, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder" en ook "Gij zult niemand uwen vader noemen in de aarde; want één is uw Vader, namelijk die in de hemelen is." Toch schoot Jezus in geen enkel opzicht tekort in tederheid en liefdevolle eerbied voor zijn moeder! Immers zelfs toen hij gekruisigd was, maakte hij schikkingen, die Maria tot troost zouden zijn.

Hoe vaak hebben wij niet het verlangen om hun, die ons lief zijn, de ervaringen van de woestijn te besparen! Toch zegt Mrs. Eddy in Wetenschap en Gezondheid, blz. 296: "Vooruitgang wordt door ervaring geboren." Wanneer wij het verkeerde begrip van verwantschap in ons denken verbeteren en onze ware verwantschap met God en met elkander leren begrijpen, zal met deze nieuwe vrijheid, dit loslaten van verkeerde verantwoordelijkheid, een grotere, warmere liefde in ons hart komen en geven wij daar uiting aan. Dit juiste begrip van verwantschap met onze Maker en elkaar, dat wij allen kinderen zijn van ene Vader-moeder, God, laat zien dat wij één wereld-omvattend gezin zijn. Zelfs al schjnen zij voor de stoffelijke zinnen in de woestijn te zwerven, toch moeten wij die klemmende banden losmaken in onze gedachten over hen en hen vrij laten.
In ons hart kunnen wij ons ware begrip van verwantschap bewaren, waaruit "een groot volk" voortkomen kan, een volk, dat voorwaarts beweegt naar het geestelijke en naar het goddelijke kindschap.

Geen opmerkingen: