Het sterfelijk gemoed verpersoonlijkt goed en kwaad, en noemt ten onrechte goed kwaad en kwaad goed. Als we ons verlaten op geestelijk inzicht weten we dat God en Zijn manifestatie het goede is, en dat het kwaad slechts het geloof is in de afwezigheid van het goede. Daarom weten we ook dat we niet tegen de dwalende, haatdragende, boosaardige en moorddadige personen de strijd hoeven aan te binden om hen te overwinnen en te vernietigen, en we weten met een absolute overtuiging dat we kunnen vertrouwen op eeuwige waarheden om de gevolgen van de leugens van de vader van alle leugens, het sterfelijk gemoed, nietig te verklaren. Jezus’ kruisgang was een smarteljke ervaring. Zo hij zich in gebed niet bewust was geweest van de eeuwigdurende werkelijkheden, zou hij dan tegen hen die hij na zijn opstanding ontmoette en die jammerden over de droeve dingen die zich in Jerusalem hadden afgespeeld, gezegd kunnen hebben: “Welke dingen?” (Luk.24:19). Hij wist dat zijn identiteit onsterfelijk en door God geschapen was en voor altijd samen bestond met het goddelijk Gemoed. Uiteindelijk kon hij alleen weten en liefhebben wat Gemoed weet en liefheeft. Mrs. Eddy verzekert ons: “Het ware en bewuste wezen van Jezus verliet nooit de hemel voor de aarde. Het verbleef voor immer in de hoge, zelfs terwijl stervelingen geloofde dat het hier was. Hij sprak eens over zichzelf (Joh. 3:13) als over ‘de zoon des mensen die in de hemel is’ - treffende woorden, die lijnrecht in tegenspraak zijn met de algemene opvatting van Jezus’ wezen” (No & Yes p. 36).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten