Via deze blog kunt u uw ervaringen delen met allen die Christian Science in de praktijk van alle dag toepassen.
donderdag 18 januari 2018
Geestelijke zelfheid
Mededogen en zachtmoedigheid waren een onverbrekelijk begeleidingsverschijnsel van de Christusmacht. Steeds weer vertellen de schrijvers van de evangeliën ons dat Jezus met ontferming bewogen was voor de mensen. Daarom genas hij ze, verloste hij hen en gaf hij ze te eten. Hij hield van de zachtmoedigheid en onschuld van kleine kinderen en hij zei: “Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven” (Matth. 5:5). Zachtmoedigheid en nederigheid worden doorgaans niet beschouwd als overtuigend manlijke karaktertrekken. Ze worden dikwijls op één lijn gesteld met zwakheid. Maar dat was niet de opvatting van Jezus. Er is geen zwakheid in het beërven van het aardrijk. Voor Jezus waren zachtmoedigheid en macht niet te scheiden. De macht waarop hij aanspraak maakte was namelijk niet zijn eigen macht, maar iets dat oneindig veel groter was. Daarom kon hij ook vol vertrouwen zeggen: “Ik kan van mijzelf niets doen” (Joh.5:30). Stel je dat eens voor. Bij alles wat hij tot stand bracht was er absoluut niets dat hij voor zichzelf persoonlijk opeiste. Omdat hij wist zoals hij dat zelf uitdrukte: “de Vader die in mij blijft, die doet de werken” (Joh.14:10). De Vader die in hem bleef was de goddelijke Geest, God, die oneindige kracht en genezende macht dóór hem openbaarde. Hier maakt Jezus aanspraak op zijn geestelijke zelfheid, of Christus, welke altijd één is met de Vader. Zijn goddelijke aard of Christus was één met de Vader, zelfs vóór Abraham en na de hemelvaart. De Christus werd nooit geboren en nooit gekruisigd, ofschoon geboorte en kruisiging wel ervaren werden door de menselijke Jezus. In het verwerpen van een eigen ik, en in de erkenning van de Christus als zijn echte natuur, zien we de zachtmoedigheid en nederigheid van zijn macht.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten