woensdag 1 maart 2017

Gemoed de enige bron

Het ware Gemoed is Eén, en het is onvoorwaardelijk Alles. Daarom bestaan er niet vele gemoederen. Omdat dit ene goddelijke Gemoed volmaakt is, kan het geen enkele zwakke plek in zijn schepping bespeuren. Het kan zich niets voorstellen dat in strijd is met reine, volmaakte, volledige, goddelijke aard. Omdat dit Gemoed kalm, sereen en vredig is, kan het zich geen disharmonie voorstellen. Omdat het Gemoed duidelijk en zeker is, kan het zich geen toeval of verandering voorstellen. En omdat het oneindig en onbegrensd is, kan het zich geen begrenzing of beperking voorstellen. Het is van belang dat we begrijpen dat, omdat er slechts één Gemoed is, dit ook het Gemoed van de mens moet zijn, het Gemoed dat hier op deze plaats voor u en mij verklaart: “Ik besta, ik ben mij van de dingen bewust”. Dit Gemoed is de enige bron van onze intelligentie. Het omvat alle kwaliteiten van ons bewust bestaan. De Bijbel zegt van de Christus of de ware zelfheid: “Hij is vóór alle dingen, en van alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem.” Daarom kan identiteit nooit  verloren gaan en nooit in vergetelheid verdwijnen. Omdat onze identiteit in wezen de aanwezigheid van het Gemoed is, het Gemoed dat verklaart IK BEN, bestaat onze identiteit altijd in het nu en is altijd aanwezig. Onze identiteit kent geen verleden of toekomst, geen verloop van tijd, geen verandering van plaats. De goddelijke aanwezigheid van het Gemoed is de goedheid die ons bezielt. Zij vormt onze goddelijke aard, al de geestelijke kwaliteiten, die samen de volledigheid van ons zijn uitmaken.

Geen opmerkingen: