vrijdag 23 juli 2010

Huis Mijns Vaders


De Bijbel  is vol uitspraken, die wijzen op Gods liefde tot de mens en op zijn oneindige zegeningen voor Zijn Schepping.

Komen niet alle problemen voort uit de mening, dat God ons niet liefheeft of dat, ofschoon Hij ons wel liefheeft, Hij ons misschien niet voldoende lief heeft? Wanneer we bang zijn of in een of andere situatie zitten – een verplichting moeten nakomen, een moeilijke opdracht uitvoeren, een groot zakelijk probleem of een probleem met betrekking tot menselijke verhoudingen – moeten wij onszelf de vraag stellen: ‘Vergeet ik, dat God mij liefheeft? Ben ik mij niet bewust dat ik werkelijk het geliefde kind ben van een Vader, die alle goede dingen schenkt?’

Misschien gaat de meeste troost en geruststelling uit van de belofte van de Meester omrent tehuis en bescherming, die men vindt in het Evangelie van Johannes (14:1,2): “Uw hart, worde niet ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen: anderszins zo zoude Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden.” Deze woorden van Christus Jezus zijn vol van de liefde van de Vader en van de verzekering, dat Hij niet één Zijner kinderen onverzorgd zal laten.


Geen opmerkingen: